De kerstwok.

Het is een jaarlijks terugkerend gegeven.
Een station in december, tussen werk en een warm, versierd huis: dames en heren die voor de kerstdagen zich voortbewegen met een sierlijk verpakte doos onder hun arm. Een kennelijk onvermijdelijke geste van directies en raden van bestuur. De dozen zijn versierd met sterren of met kerstmannen. Dozen met een deksel met lieflijk winterlandschap. Rode dozen, groene dozen, langwerpige dozen.
Heel soms een mand, waarin en waaruit hooi steekt. De bezitter van de mand kijkt trots rond, de werkgever heeft het hoofd gebogen over een origineel kerstcadeau. Wie wenst zich niet zo’n werkgever? De bedrijfsleiders, de chefs, de ambtenaren, de vrijwilligers of de mensen van de huishoudelijke dienst: rond deze donkere gure dagen spoeden zij zich naar huis met hun kleinood. Je kunt zien wie waar werkt, heb je dezelfde doos, tja, dan heb je toch een en dezelfde broodheer. Ineens blijkt dat het station vol staat met tot dan toe onbekende collega’s. Ik zie het voor me, de blik van ongeloof en verwarring van zoveel dezelfde pakketten op een perron.
Zoals elk jaar verheug ik me ook wel op het feit dat ons bedrijf de traditionele hebbedingen en lekkernijen genereus uitdeelt. Maar gelukkig gaan onze collega’s niet tegelijk de trein in, zodat het ‘pakketten-gebeuren’ zich ongezien verspreidt.
Maar toch. Onverwacht zijn mijn beroepsgenoot en ik uitgenodigd voor een feestje bij een van onze opdrachtgevers: buffetje en een kerstborrel. Op de heenweg gniffelen we wat over de mannen en vrouwen, -gehuld in deftige lange mantels en chique mantelpakken-, die hun kersttrofee vaardig de overvolle trein in loodsen. Soms met wat schaamte, soms uitbundig. Gezwicht voor het verrassingsmoment van de onverwachte inhoud van de doos, perst ieder zich in de trein, om maar zo snel mogelijk thuis te zijn. Wat zal het dit jaar brengen? We aanschouwen het tafereel en zijn het roerend eens dat wij het maar getroffen hebben met onze situatie.
Ons feest is uitbundig, wij varen met een oude stomer door de Rotterdamse havens, spijs en drank smaakt naar meer. Dankbaarheid voor onze inzet wordt op velerlei manieren bezongen.
Bij het afscheid? Tja. Een kerstpakket! Niet zomaar eentje. Nee hoor, zien en gezien worden. Herkenbaar zonder enkele vorm van geheim. Een kwartier later zitten wij, twintig man sterk, verbluft in de trein met allemaal een wok op schoot. Niets subtiel ingepakt, niets verborgen onder houtwol of kerstpapier. De conducteur ziet er de humor wel van in, volgens hem hadden wij een geslaagde Tupperwareparty achter de rug…

Geplaatst in ‘de Volkskrant’
13 december 2004

This entry was posted in Verhalen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.