Schoonheid en troost.

Schoonheid en troost.

De kikkers en vogels kwaken en fluiten door de Woubrugse sterrenlucht. Lief en ik genieten op een warme lenteavond na van een lang, bijna zomers week-end. De tuin is onze omgeving, de versgezette koffie ruikt weldadig.
Mikesch, de leasepoes, nestelt zich onder de bottende appelboom en doet zijn uiterste best om met zijn slaperige ogen een spinnetje te volgen. Trekt vervolgens even zijn zwarte pootje naar voren, probeert heldhaftig zijn territorium te verdedigen maar houdt het al heel snel voor gezien: spinnen zijn niet voor de poes!
De lucht ruikt wat vochtig, het is nog niet zo lang geleden dat de planten en struiken nauwelijks hun knopjes boven het voortdurend plenzende regenwater konden houden. Maar vanavond kan het, genieten van dat bijzondere gevoel van zitten in de tuin met de maan door de berkenboom.
Maar toch. Er is vandaag een onvermijdelijke keerzijde, het is niet alleen genieten van de schoonheid maar er is ook een reden voor troost. Want nog even en de tuin krijgt nieuwe eigenaars. Het fluitenkruid, meegenomen uit de polder zwaait zachtjes heen en weer. Het lieve-vrouwe-bedstro kruipt onder de tulpen door richting korenbloem. De maagdenpalm laat haar blauwe bloemen zien aan het druipend hartje. De kruiden groeien onder de eeuwige wet van: snoeien is groeien. Jarenlang zal de soep verrijkt kunnen worden met verse maggi en de spaghetti opgefleurd met de onverwoestbare oregano. Het moederkruid floreert, de eerste piepkleine kiemblaadjes sieren de zwarte aarde. Voor de nieuwe bewoners is er zo hier en daar gezaaid: zonnebloemen, stokrozen en afrikaantjes. In de hoop dat de tuin uitbundig overgedragen kan worden! De berenklauw is groot en mooi, maar ook venijnig. Toch maar alvast omhakken? De klaprozen willen al bijna openspringen, de akelei verzamelt moed om de zomer te laten beginnen. Vergeet-me-nietjes in wit en blauw, de duizendschonen beginnen te kleuren.
“Van de schoonheid en de troost”. Ons gesprek gaat deze avond over vroeger en nu, onze overpeinzingen worden gevoed door de aanstaande verhuizing. Wij memoren liefdes en verdrieten. Onze angsten en onze verwachtingen. Maar bovenal het geluk van vroeger en nu. Soms zijn er ineens kleine frasen in onze herinneringen die ons doen glimlachen. Woorden geleend uit kindermonden van zonen of neefjes.
“Ben ik al oud genoeg om vroeger te zeggen?” Of:”Mag jij al troosten?”
Plots zijn we terug in de werkelijkheid: een kwetterende groep ruziezoekende spreeuwen zoeken een nachtplaats op het dak van de buren. De schoonheid van de tuin en de avond blijft hangen, ondanks het gekrakeel van de vogels.
We gaan toch onze onze agenda’s zoeken om orde te gaan scheppen in de planning die noodzakerlijkerwijs een verhuizing met zich meebrengt. Wie is waar en doet wat wat, wanneer de vloer en de verf? Kopen we verf in de kleur van de pioenroos, leggen we de vloer in eiken? De dochters en de zonen, in groten getale hulptroepen in opmars. Rond de verhuisdatum is er een wirwar van afspraken en acties. Komt goed, dat weten we zeker.
“Van de schoonheid en de troost”. Een nieuw huis, van een respectabele leeftijd, gaat ons onderdak verschaffen. We vinden het beiden spannend, naast de troost van het afscheid staat er de schoonheid van de toekomst…

Willie
10 mei 2006

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.