Feestje is ziek.

Wanneer de docent de laatste zinnen uitspreekt dromen Haffad en Ari Ben al van hun kleine ultieme feestje. Een feestje dat zij elke dag gezamenlijk vieren.
Ik schat de beide mannen rond de vijftig. Zeker weten doe ik het niet. Hun leven heeft zich grotendeels afgespeeld in hete zonnige landen met grote zorgen en angsten. Met honger en vluchten. Met hoop en nog meer wanhoop. Dat gaat niet in de koude kleren zitten, maar wel in de rimpels op hun verweerde gezichten.
Zij zijn in Nederland aangeland. Per ongeluk. De smokkelaar had zijn voertuig net zo goed kunnen laten stoppen in Belgie of Duitsland. Dat het Nederland is geworden heeft meer te maken met toeval dan met een uitgekiende vluchtroute. Of met angst, of met controle. Goed. Nederland dus. De ene verbazing na de andere is over hen gekomen. Vlak en koud. Toch ook wel vriendelijk en behulpzaam. Wachten en weten dat het allemaal wel eens lang zou kunnen duren.
Na de procedure van de asielstatus naar de zo begeerde vluchtelingenstatus zijn zij opnieuw in een auto gestapt. Dit keer een route van een asielzoekerscentrum naar een heuse woning: de medewerksters van VVN weten wel waar de auto moet stoppen. De flats in Alphen aan den Rijn staan klaar en wachten uitnodigend op de nieuwe bewoners. De gezinnen nestelen zich, vloerkleden worden uitgerold, theekannen uit de summiere bagage gehaald en een verkreukelde foto krijgt een ereplaats.
Haffad en Ben Ali. Zij wonen in een hoge flat. In dezelfde stad. Hun houvast is hun familie, zij koesteren en beschermen. Zij bezoeken de markt voor hun gezin, zij kijken recht voor zich uit, nog niet wetend dat de weg en gaan hier vrij is. Ik kan het hen wel vertellen, maar dat is wat anders, heel wat anders dan geloven en ervaren.
Geregistreerd als ze zijn, met sofi-nummers, IND-procedures, BAadministratie- gegevens, paspoort- en identiteitsfeiten ontkomen zij niet aan de verplichte inburgering. Zij gaan en zij komen. Elke dag opnieuw verlaten zij de geborgenheid van huis en haard om deel te nemen aan de cursus Nederlands. Zij weten ook dat het goed is om de taal van het lage land te gaan beheersen. Zij doen hun uiterste best. Natuurlijk kijken met spijt terug naar de tijd dat zij zo makkelijk hadden kunnen leren. Toen was hun land in oorlog, geen school gezien…
Tussen alle verworvenheden in, het spreken en het luisteren, de competenties en de portfolio’s hebben zij elkaar gevonden: Haffad en Ben Ali samen aan een tafeltje met een thermoskan vol met de zo vertrouwde thee en met eigen gebakken koekjes in een kleurrijk trommeltje. Elke dag opnieuw zie ik hen zitten in de pauze, die eigenlijk te kort is voor dit festijn. Haffad neemt de thee mee, de vrouw van Ali bakt de koekjes. De kleine glazen theekopjes worden behoedzaam uit hun papiertjes gewikkeld, de koekjes geproefd, de wereldzaken besproken.
Soms ben ik deelgenoot en proef van de traktatie en voel de zweem van heimwee en onvervulbare wensen. Ik noem het: jullie feestje.
Dan loop ik enkele dagen later opnieuw langs het tafeltje, waar Haffad ietwat gebogen zit. He, Haffad, ehhh…wat is dat nu?
Hij houdt zijn hoofd schuin, fronst een grijze borstelige wenkbrauw en vertrouwt mij toe: Feestje is ziek.

Willie,
20 maart 2006

This entry was posted in werk. Bookmark the permalink.

Comments are closed.