Een nagedachtenis aan Annie, mijn zus

Zij heeft mij gebakerd, zij heeft mij zien opgroeien.
De vijftien jaren tussen ons zorgden voor een natuurlijke afstand. Annie puberde toen ik als jongste telg ons gezin voltooide, acht in totaal, het getal dat onze moeder vaak gebruikte, wanneer wij privé iets wilden: “Ik heb er niet een, ik heb er wel acht”. Daarmee was de kous af en het verzoek om een nieuwe tol of een schoon schriftje van de baan.
Mijn allereerste herinnering aan Annie is via haar liefde, haar Jack. Ik was een jaar of vier toen hij onder de wapenrok moest. In zijn scheerwollen groene uniform schrok ik zo van hem, dat ik een veilig onderkomen zocht bij broer Hennie. Kijk, hij was al zeven, en stoer.
Daarna trouwde Annie, ik huilen, huilen. In mijn veilige bestaan kwam ineens een onbegrijpelijk fenomeen, dat zomaar en onverwacht wij niet meer met tien personen aan tafel zaten. Annie at vanaf nu elke avond haar boontjes en spinazie in haar bovenhuisje in Amstelveen, samen met haar kersverse, trotse echtgenoot. Jack als Gerrit Harmsen*). En gelijk had ie, om te jazeggen tegen Annie.
Ook raakte ik mijn verstopplaats kwijt. Annie bezat een trapnaaimachien met een kast als ombouw. Ik paste daarin, zocht daar mijn schuil wanneer ik dat nodig had. Zij naaide voor mijn twee poppenkinderen, de celluloid versies van “Schildpad”, de meest fraaie kleertjes. Niemand in mijn klas had zo’n arsenaal aan kundig gemaakte bloesjes en rokjes!
Vanuit mijn dorpsperspectief was Amstelveen voor mij een metropool. Elke zaterdag mocht ik alleen op reis, met de bus, met mijn zes kleine jaren. Ik vond het eng, maar wist bij welke halte ik eruit moest. Zo vlug als mijn beentjes, met witte kniekousjes en klompjes mij dragen konden, schelde ik aan bij Annie. Niet dat ik al bij de bel kon, maar ik verlengde mijn arm met de meegekregen fresia’s, zo ging vanzelf de deur open. Dat vond ik overigens een heel grote kunst, Annie had een lang touw dat langs haakjes en door ringetjes langs drie trappen liep, en als zij er als boven aan trok, opende als bij toverslag beneden de grote zware deur.
Zo vergrootte Annie mijn blik op de wereld.
Toen werd ik tante Willie, zeven jaar oud. Zomaar een babytje bij mijn grote zus; het maakte mijn kinderleven bijna sacraal. Op school, in groep drie, probeerde ik met klamme handen en volle overgave met een bolletje geel katoen een beertje op vier pennen te breien. Het resultaat -wat scheel en met gebrekkige ledematen- heeft toch maanden lang gediend als knuffel. Wat was ik trots.
Onze levens liepen langs en naast elkaar verder, wij onderhielden de band. Vaak met kaarten, spreuken en wijze woorden. We troostten wanneer nodig, wij fietsten wanneer de zon scheen.

Dag Annie, dag zusje van me.
Dag oudste zus, bij wie een geheim altijd veilig was.
Dag Annie, rijzige dame.

Willie, 21 maart 2010

This entry was posted in Familie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.