Over aarden, kazen en apen.

Bij boerderij ’t Klooster in Stein, op luttele kilometers afstand van Gouda, stappen collega, studenten en ik van onze fietsen. We kloppen aan, omdat we op zoek zijn naar sporen van Erasmus. Boerin Anita, ze wist van onze komst, begroet ons met een gulle lach, droogt vluchtig haar handen aan haar schort, spreekt een grote hond bestraffend toe, vangt ondertussen twee zoekgeraakte jonge poesjes, en geeft opdracht aan haar puberzoon om zijn bord leeg te eten en daarna mee te helpen. De kazen moeten namelijk nog gekeerd of uit de pekelbak gehaald. Ons begeleidt zij naar de plechtige pronkkamer, de kamer waar vroeger door de landheren de pacht werd geïnd. Business avant-la-lettre. Het ganse jaar was deze chambre gesloten, slechts wanneer ‘de heer’ kwam, ging de deur van het slot. Hij zal wel met alle egards behandeld zijn, galoppeerde des avonds het erf af met voldoende dukaten in zijn valies om het komend jaar een frivool en genoeglijk leven te leiden. “En de boer, hij ploegde voort”.
Voor de boerderij stond in de vijftiende eeuw een klooster, Erasmus studeerde daar enkele jaren. Met tegenzin, dat wel, slechts door dreigen en moy praeten sijner voogden nam hij hier zijn intrek! Zo snel als hij kon pakte hij zijn biezen. Om nooit meer terug te keren want, zo stelde hij later: “Die plaats is zo stinkend en ongesondt dat er qualick beesten velemin menschen, vooral so teere en zwakke van lichaam als ik, mogen aarden”.
Enfin. Terug naar de pronkkamer. Nu staat daar een oude houten kinderstoel, de mare gaat dat de kleine Desiderius er zijn eerste woordjes in gestameld heeft of, ook waarschijnlijk, er met zijn lepeltje in zijn bordje pap heeft gemept. Want ook schrandere filosofen waren ooit eens gewone kinderen, dunkt mij. Wij staren wat ongelovig naar de kinderzetel, met een schuifje voor een warm kooltje. Er is ook een mooi bewerkt dakje boven, alsof de kleine man toen al aspiraties toonde om te spreken in volzinnen en belangwekkende citaten. Sommige spreuken zijn thans gemeengoed, zoals die van de aap en de gouden ring: diepzinnige mijmeringen over wereldse bezittingen, gekoppeld aan apen en sieraden. Van die kant had ik het nog nooit bekeken.
Terwijl onze gastvrouw wijst op de lambrisering en nog zo het een en ander van waarde, weet ik nog een adagium van onze Goudse bastaard uit mijn herinnering op te halen: “Liefde kun je evenmin verbergen als hoest”. Klare taal. Erasmus moet een mens van het alledaagse leven geweest zijn.
We lopen nadien het erf over, richting stallen. Geen trendy geneuzel, we zien slechts de noodzakelijke attributen voor het onderhouden van de veestapel. Evenzo is het maken van kaas op dit erf, het serieuze ambachtswerk van weleer. Twee generaties, moeder en dochter, staan gebogen over grote vaten en scheppen onverschrokken de wrongel in de vormen. In de droogkamer liggen kazen met komijn en kaas met fenegriek. Kaas met mosterd en kaas met brandnetel. Maar vooral kaas met liefde. Daar koop ik een pondje van.
Als we afscheid nemen, de pannenkoeken waren heerlijk, weet ik zeker dat Erasmus zich in een zaak vergiste. Deze plek, aan de Steinsedijk, is helemaal niet zo “ongesondt”. Ik kan er best aarden!

Willie. 20 oktober 2009

Info: Kaasboederij ’t Klooster
Steinsedijk 5
2851 LA Haastrecht
0182-503030 e-mail: an.bouman@planet.nl

This entry was posted in Verhalen, werk. Bookmark the permalink.

Comments are closed.