Wanneer tijd kruipt

Ik logeer enkele dagen bij de bergzoon, het leven staat me daar uitermate aan. De bewoners van de valleien, gehard door de grillen van het onstuimige klimaat, mag ik wel. Gewend als zij zijn aan de onvermijdelijke gevolgen van wind, sneeuw, koude of regen, berusten zij in hun lot en geven zich er aan over. Maar het zijn ook de mensen die acties ondernemen wanneer nieuwe kansen zich aanbieden.

“Rond drie uur zijn we terug, hoor!’ Fors bepakt en heel erg bezakt vertrekken zoon en zijn vrouw voor de zoveelste beklimming in hun jonge leven. In een gebied met heel veel bergen, met hoge toppen en hier en daar een gletsjer. Flink hoog dus. Bij het krieken van de dag zwaai ik uit, mijn moederlijke bezorgdheid slik ik snel in. “Doe voorzichtig” hoeft niet. “Kijk goed uit”, heeft geen enkele zin. Dat doen ze heus wel. Zij zijn gepokt en gemazeld door hun avonturen. De huishond krijgt nog een kroel onder zijn kin, en weg zijn ze. De berg die vandaag bedwongen moet worden, zo heb ik ter geruststelling gehoord, is niet moeilijk of zwaar. Slechts een aanloop van anderhalf uur, dan een route klimmen van twee uren, en ach, abseilen gaat in een vloek en een zucht. Weer anderhalf uur teruglopen, en voila, we zijn weer thuis! Mijn hoofd draait op volle toeren, ik reken en kom ook uit op de klok van drie. Zorg ik dat er een biertje koel staat.
Op het balkon nestel ik me met koffie en een stapel boeken, waar ik in Nederland niet aan toe kom. De zon doet zijn franse best, het wordt warm en warmer. Na drie hoofdstukken uit “De ijzeren wil” van Bas Haring is mijn ijzeren wil ver te zoeken. Ik doezel weg. Zoetgevooisde dromen van sprankelende bergbeekjes en nobele edelherten wisselen zich af.
Pats boem. Kletter en klater. Ineens ben ik wakker. Bezweet en nerveus. Dromen zijn bedrog, natuurlijk, ik ben oud en wijs genoeg om dat te weten. Maar toch.
Pats boem. Kletter en klater. Waren mij kinderen niet die hoge berg op? Waarom zijn ze nog niet terug? Ik wrijf de slaap weg en wankel naar de klok. Ik wil het niet zien, maar toch dringt het langzaam tot me door. Kwart over drie al. Hadden ze niet gezegd dat..?? Juist. Drie uur is geen kwart over drie.
Vanaf nu tel ik de minuten of de seconden, al naar gelang de heftigheid van mijn mood, die ongerustheid heet. Als een gekooid dier loop ik onrustig heen en weer. Ik kijk de weg af, in de hoop dat ik, achter de bocht langs het riviertje een Berlingo aan zie komen. In mijn hoofd breit zich een wirwar van valpartijen, misstappen, vallende stenen en sissende gifslangen tot een verontrustend patroon. Af en toe kwispelt hond, mijn hart maakt een sprongetje. Zullen ze daar zjjn? Niets van dat al. Scratch, een allemans vriend, blaft met enthousiasme voor elke buurman of buurvrouw.
Zes uur. Ik spreek mezelf vermanend toe. Geen zorgen maken, zij zijn goed getraind en weten heus wel wat ze doen. Misschien heeft hun auto gewoon een lekke band. Daarnaast verwonder ik me, dat ik zo dichtbij zo ongerust kan zijn, en op elfhonderd kilometer afstand, thuis in Gouda, nauwelijks momenten ken van bibbers en sidders wanneer zij de bergen in trekken. Wat is dat toch? Voorkennis? Of is ongerustheid omgekeerd evenredig met afstand? Hoe dichterbij, -hoe meer ik weet welke toppen bedwongen gaan worden-, hoe meer spanningen er door mijn aderen vloeit.
Vijf over zes. Nog geen spoor. Ik probeer te bellen. Geen antwoord. De zon gaat schuil achter wolken, een frisse bries steekt op. De kou van de nacht kondigt zich aan. In een fleece maak ik voor mijzelf een geruststellend kopje thee. Ik heb me geposteerd op de rand van het balkon en sla zodoende dier en mens gade: een arend zoekt zijn nest, een caféganger kolkt een Pastis achterover.
Tien over zes. In ruik reddingshelikopters met gespierde mannen, met spalken en gips. En dat is nog niet eens het ergste. Ik fantaseer over missen en verdriet. Ik maak een lijstje, ik huiver.
Kwart over zes. Meer dan drie uur later, een immense tijdspanne voor mijn gevoel. Ongerustheid lijkt, naast voorkennis, ook gekoppeld te zijn aan tijd, terwijl tijd geen definitie kent. Tijd is een begrip, het bekommert zich niet om de gemoedstoestanden van de gebruikers: de mens. Deze mens, op het franse balkon, hoopt elke minuut op het verlossende: “Ha, mam, lekker geklommen, joh!” Het overbekende fenomeen dat tijd tergend langzaan kruipen kan, ervaar ik, zonder er grip op te hebben. Beu van de demonen in mijn hoofd besluit ik een rondje om te gaan. Het heft in eigen handen, zodat mijn ‘natuurlijk’ nodeloze zorgen, wegwaaien in de wind.
Dat de wandeling niet plaatsvindt is plezierig, dat minuten nu gewoon weer zestig seconden duren maakt me volmaakt gelukkig. Er is een lang verhaal van tegenvallende routes, langzame touwgroepen en geen mobilebereik. Ik luister met een half oor, met een hele glimlach haal ik koude biertjes!

Willie,
Frankrijk, augustus 2009

This entry was posted in Kinderen, Reizen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.