ANNIE

ANNA

anna lachte de bloemen uit de grond
anna zong de vlinders uit haar mond
anna kon van mijn haar mooie vlechten maken
die links en rechts en zonder angst in de wereld staken
ze heeft mijn jurken stijf gesteven
heeft mijn knieën schoon geboend
koude handen warm gewreven
blauwe plekken weg gezoend
met anna op mijn kleine klompen hand in hand op pad
nooit meer bang van boze wolven
omdat ik anna had

anna toe vertel nog wat
anna ga niet weg
anna als ik jou niet had
en als ik nou eens zeg
dat daar achter in de hoek
vlak bij het gordijn
in het donker altijd iets beweegt
waarvoor ik bang moet zijn
anna leg je dikke armen om mijn kinderlijf
anna toe vertel nog wat
toe nou anna,
blijf

anna lachte de bloemen uit de grond
anna zong de vlinders uit haar mond
wat anna’s boerenblauwe ogen in het donker zagen
dat waren verhalen waar kinderen om vragen
waar ze zoet door slapen gaan
waardoor het spook verdwijnt
de engelen op de wacht gaan staan
totdat de zon weer schijnt
‘t was anna’s boerenbonte liefde waar het hem in zat
nooit meer bang voor boze wolven
omdat ik anna had……

Liselore Gerritsen

ANNIE

Het is vier november. Zoals het hoort in dit jaargetij herfst het in alle hoedanigheden. De mist trekt nauwelijks op, de wind guurt langs mijn gelaat. Hannah, mijn aanminnige kleine meidje, heeft rode blosje op haar wangen. Sterappeltjes rood. Op het wegdek in het Vondelpark sieren bladeren in paars en donkerrood. Blaadjes om in de schuifelen en om mee te schoppen. Het deert mijn laarzen niet, zij zijn alvast op een strenge winter gekocht. ‘Aard’ige lucht kringelt in mijn neusgaten. De geur van vergankelijkheid en voorbijgaan. De relativiteit van een prille lente en een uitbundige zomer is naar beneden gedwarreld.
Ik trip door het Vondelpark naar een afspraak met Annie, ik neurie over Anna.Troost en geborgenheid toongezet door Liselore Gerritsen. Maar mijn Annie is mijn echte zus. Zij is, met haar 76 jaren ook mijn oudste zus.
Zij weet nog van de bevrijding, zij danste met de Canadezen. Zij fietste menig kilometer naar haar huishoudschool en haalde daar de beste cijfers. Zij stopte de kousen van alle broers en zussen. Zij streek het zondagse overhemd van mijn vader en verstelde de overalls. Zij maasde onzichtbaar gaten in overjarige truien, smokte een frontje voor een babyjurkje. Zij borduurde sierlijke overhanddoeken of haakte met verve het kastrandje voor de linnenkast. Met frivolite versierde zij zakdoeken. Zij naaide slopen en schorten, zij keerde boorden. Zij breide hielen voor kousen en duimen in wanten. Ongetwijfeld klopte zij de matten veegde met stoffer en blik het huis schoon. Of zij schrobde met groene zeep en borstel de was schoon. Zij wrong met haar handen alle textiel zo goed mogelijk droog. Immense teilen vol…
Zonder bombarie was zij de oudste en zorgde voor ons, voor mij. Zonder dat ik het wist kon ik haar eigenlijk niet missen. Want wat was ik jaloers op haar Jack, die haar mocht zoenen en haar na enkele verkeringsjaren zomaar meenam. Ook al was ik hun bruidsmeisje, in een lichtgroen communiejurkje, opgepimpt met wat tule! Een biedermeiermandje met lelietjes der dalen complementeerde mijn outfit. Doch, wat een dikke tranen plengde ik de avond van 4 april 1956. Met mijn zes jaar snapte ik waarachtig niet dat Annie nooit meer achter haar naaimeubel kwam zitten maar voorgoed “ver” weg was. Waar moest ik nu ’s avonds wegkruipen? De ombouw van de Singer was de mooiste en de veiligste verstopplek in onze grote eetkeuken. Schriel als ik was, paste ik precies met mijn witte piekharen achter het trapedaal.
Om het leed te verzachten schraapte mijn moeder elke week 45 centen bij elkaar zodat ik met Maarse en Kroon (voorloper van Conexxion) naar Annie mocht. Op zaterdag, met een vers gewassen jurkje, stapte ik met mijn zes lentes op de bus. Bosje bloemen in een krant verpakt, soms fresia’s, soms irissen, soms anjers, wat het seizoen bracht. Het was vanuit ons kleine dorp voor mijn gevoel een wereldreis. Driekwartier onderweg. En op tijd aan de ketting trekken, zodat de bus op de goede plaats zou stoppen: halte Incassobank Amstelveen. Klein maar dapper moet ik me gevoeld hebben.
Vandaag hebben we afgesproken bij de Bijenkorf, Annie en ik. Ik manoeuvreer de buggy met de kleine oppasdochter over de heikele keien van de Dam. Eenmaal Annie in het vizier maakt mijn hart een sprongetje. Wat een statige vrouw. Prachtige grijze haren, een zacht gezicht. Passende sjaal bij de jas. Een lach en een groet. Het liegt er allemaal niet om.
We hebben plezier, we winkelen, we kopen wat. We vergapen ons aan de overvloed aan mogelijke cadeau’s voor de december maand. Levensgrote zwarte Pieten klimmen nog steeds van de begane grond naar de vierde etage omhoog. Aan grote touwen brengen zijn hun spullen naar boven. Op en neer. Op en neer. Al jarenlang.
We kuieren van etage naar etage. We drinken koffie en kijken elkaar af en toe eens aan. Annie is geen vrouw van veel en dikke woorden. Zij is er gewoon, dat zegt genoeg.
Annie is klasse.

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.