Kwansuis *)

Op een grieperige namiddag lees ik “De gelukkige klas” en ik tuimel van de ene verbazing in de andere. De bril rolt bijna van mijn neus, om het zeker te weten kijk ik nogmaals naar het voorwoord. Jawel: de verheerlijking van het klassikale onderwijs druipt er af. Meester Staal is een voortreffelijk man, ongetwijfeld. Ook een goede onderwijzer. Het is begin twintigste eeuw, het onderwijs loopt nog met heel voorzichtige pasjes op nieuwe kinderschoenen. Nog maar net is ontdekt dat kinderen hun eigen ontwikkeling hebben. Staal heeft al echte kinderleesboeken, dat wel. Ook leitjes en krijtjes, als het allemaal heel mooi is komen de schoonschrijfschriftjes tevoorschijn. Getekend wordt er volgens vast omlijnde kaders, wanneer het perspectief klopt mag de groep jongens kleuren. Alles gekeurslijfd en ordentelijk. De meisjes zijn dan naar nuttige handwerken om te mazen, te breien, te schmocken of te frivoliteren. Het schijnt zo vertrouwd en gezellig te zijn, maar ik voel ook de lichte angst en de siddering door klas 4 gaan wanneer meester zijn grimmige momenten heeft.
Niks kwansuis.
Tussen de regels door lees ik de strijd van meester Staal. Als een echte socialist probeert hij stuivers tot kwartjes te laten groeien. Zijn oprechte aandacht voor de Hilletjes, de Fokken en Lowietjes, de Jannen, de Hannesen en de Daatjes staat buiten kijf. Ook het gewroet in zijn geweten, na de zoveelste preek of onzinnig besluit, is eerlijk en ontroerd.
Niks kwansuis.
Af en toe maakt hij ook een giga sprong in de tijd, het Nieuwe Leren is nog niet uitgevonden, Kees Boeke evenmin. Dan weet Staal zijn klas te motiveren en gaat het leerproces vanuit de grondhouding van nieuwsgierigheid en meer willen weten. Maar het is altijd Staal die de doeltrap geeft. Hij is de Goeroe, de Meester, de Leider. Zijn kinderen volgen, meestal met goede moed en blije gezichten. Maar ze volgen. Op een dag, wanneer zij een geweldig initiatief hebben getoond (het stiekem ruilen van de bibliotheekboeken in de loop van de week) is het lokaal te klein. Strafexpeditie volgt. Alles inleveren. Meneer Staal is de controle kwijt.
Januari 2008. Ik haal mijn oudste kleindochter van haar schooltje. De juf heet Jenneke, een mooie juf die iedere oma haar kleindochter zou wensen. Micki zit op haar stoeltje in de kring en wacht, net als alle andere peuters, tot haar naam genoemd is. Dan mag ze opstaan en de “ophaaldienst’ verwelkomen. Ze neemt een sprint en springt onbevangen tegen me op en knuffelt. Een seconde later showt ze enthousiast de prikborden met gewatte sneeuwpoppen en geplakte voederplankjes. In alle hoeken straalt speelgoed mij toe. De poppenhoek, de winkelhoek, de ziekenhoek, de sprookjeshoek. Bijna grijsgespeeld, maar met aandacht opgeruimd, in afwachting van morgen zodat de kinders opnieuw hun fantasie kunnen botvieren. In laadjes staan potjes plaksel in het gelid, de kwastjes met hun haren omhoog, de scharen als het terracotta leger in de aanslag. De juf heeft de wind eronder, haar peuters kennen de regels en weten de kleine wetjes. Ben ik hier eigenlijk niet in mijn bekritiseerde “gelukkige klas?” No way. Jenneke en haar collega’s hanteren naast de broodnodige regels voor de ontwikkeling van een kind bovenal het adagium van veiligheid en vertrouwen.
Niks kwansuis.

Willie, 24 januari 2008

*) Kwansuis
– Gebruikt als bijwoord in “De gelukkige klas”
– Van Dale: schijnbaar, alsof, quasi.
– Maar ook een woord dat ik herinner uit mijn jeugd. In ons gezin werden gedichtjes en liedjes veelvuldig herhaald. Het gedicht over een reuzendochter, die deed wandelen voor de grap…..
” En zij pakte in haar schortje,
voor de aardigheid kwansuis
de boer, de ploeg en de ossen,
en liep ermee naar huis”.
Vader Reus vebood het haar, omdat hij wel wist dat zonder boer en oogst zelfs reuzen van hun graatje gaan…
– Tot mijn verbazing wordt kwansuis ook gebruikt in de nieuwste roman van Charlotte Mutsaerts, “Koetsier Herfst”.

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.