De vorst erover

De boerenkool met worst kan nog niet gegeten worden. Zolang Erwin Krol en zijn kompanen de winter op tien dagen afstand houdt moet ik het met mijn herinnering doen aan vroeger dagen.

De kou kwam op, mijn vader voelde het aan de klink van de buitendeur. Tussen de middag bleven wij even muisstil om te luisteren naar de berichten voor boer en tuinder, eigenlijk een overbodige check. Maar toch. Min drie, min tien, de onrust in onze familie, maar ook in onze buurt steeg gelijktijdig met het zakken van het kwik.
De schaatsen van zolder, uit het vet. De gang naar de buren om schaatsen te ruilen. De doorlopers van vorig jaar paste mijn buurmeisje, ik kreeg die van haar broer.
Als het meezat mocht je nieuwe banden kopen, van die oranje gestreepte. Eindelijk was het zover. Mijn altijd zo serieuze broer glimlachte vervaarlijk achter zijn stapel boterhammen. Natuurlijk had hij, zonder toestemming, het ijs alvast geprobeerd. De sloot tussen het land van buurman Jan en ons land was sterk genoeg gebleken.
De pret begon. Buurmannen en de buurvrouwen leken andere mensen te worden. De drukke werkzaamheden in tuin en huis werden gestaakt om de schaatsen bij de kinderen onder te binden. Ja, je had zo je favoriete persoon die je schaatsen lekker strak kon vastmaken. Na een dag of vijf ijspret werd het pas echt feest. De koppen werden bij elkaar gestoken en onze buurt organiseerde een heuse wedstrijd. Rond het fort, waar het glimmende ijs de haastig opgehangen lampjes vrolijk weerspiegelde, werd een soort olympische ijsbaan bedacht. Met touwen en meniestrepen als markering.
Buurman Ruth bij de start. Hij zag er op toe dat de start eerlijk verliep. Mijn vader aan de finish, hij bekleedde de functie van scheidsrechter. Een echte BoBo, getooid met gebreide muts een oorwarmers.
Moeizaam ploeterende schaatsertjes haalde hij op van de wedstrijdbaan en tilde hij over de finish. Zij hadden de verkeerde onderbinder gekozen…
Wie de beste schaatser van onze buurt was? Ik zou het niet meer weten. Wel de koek en zopie tent, beheerd door de buurvrouwen. En de muziek, die schalde uit de oude grammofoon.
De rode keukenstoelen werden voortgeduwd door de beginners, de grote slee getrokken door mijn grote broer.
Eventjes waren wij allemaal gelijk, en had iedereen in ons anders zo drukke buurtje tijd voor elkaar!
En ook voor een aantal momenten waren wij van stand: wij hockeyden. Zij het met een klompje ijs uit een wak en met sticks die in de zomer bonenstokken heten.
Gelijk met de dooi viel ook de buurt weer uiteen. Ieder zijn eigen werk en zorgen.
Er bleef nog een glunderend gezicht over, die van mijn serieuze broer.
Zoals elk jaar maakte hij het snode plan om van het land van de buren een paar stronken boerenkool te halen. Als een soort trofee, een bewijs dat het ijs nog steeds veilig was.
De stamppot smaakte heerlijk, zoals het behoorde, want boerenkool aten wij pas “als de vorst erover” was geweest…

This entry was posted in Familie, Verhalen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.